Bijbelse Waarheden

Geloof dat redt (PDF) PDF-Versie

Geloof dat redt



In Matteüs 25, 2 dagen voor Zijn kruisiging, gaf de Heer Zijn discipelen enkele van Zijn laatste instructies. Deze bevatten waarschuwingen om wakker te blijven en niet te slapen zoals de 5 dwaze maagden (Matteüs 25:1-12), en ook om niet te begraven wat God hen toevertrouwde, zoals de ontrouwe dienaar deed (Matteüs 25:14-30). Zoals Hij duidelijk maakte, zouden noch de dwaze maagden noch de ontrouwe dienaar het Koninkrijk van God binnengaan. Na deze gelijkenissen ging de Heer verder en legde uit hoe Hij aan het einde het oordeel zal vellen. Laten we zorgvuldig lezen wat Hij zei:

Matteüs 25:31-46
“Wanneer de Mensenzoon komt, omstraald door luister en in gezelschap van alle engelen, zal Hij plaatsnemen op zijn glorierijke troon. Dan zullen alle volken voor Hem worden samengebracht en zal Hij de mensen van elkaar scheiden zoals een herder de schapen van de bokken scheidt; de schapen zal Hij rechts van zich plaatsen, de bokken links. Dan zal de koning tegen de groep aan zijn rechterzijde zeggen: “Jullie zijn door mijn Vader gezegend, kom en neem deel aan het koninkrijk dat al sinds de grondvesting van de wereld voor jullie bestemd is. Want Ik had honger en jullie gaven Mij te eten, Ik had dorst en jullie gaven Mij te drinken. Ik was een vreemdeling en jullie namen Mij op, Ik was naakt en jullie kleedden Mij aan. Ik was ziek en jullie bezochten Mij, Ik zat gevangen en jullie kwamen naar Mij toe.” Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden: “Heer, wanneer hebben wij U hongerig gezien en U te eten gegeven, of dorstig en U te drinken gegeven? Wanneer hebben wij U als vreemdeling gezien en opgenomen, U naakt gezien en gekleed? Wanneer hebben wij gezien dat U ziek was of in de gevangenis zat en zijn we naar U toe gekomen?” En de koning zal hun antwoorden: “Ik verzeker jullie: alles wat jullie gedaan hebben voor een van de geringsten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor Mij gedaan.” Daarop zal Hij ook de groep aan zijn linkerzijde toespreken: “Jullie zijn vervloekt, verdwijn uit mijn ogen naar het eeuwige vuur dat bestemd is voor de duivel en zijn engelen. Want Ik had honger en jullie gaven Mij niet te eten, Ik had dorst en jullie gaven Mij niet te drinken. Ik was een vreemdeling en jullie namen Mij niet op, Ik was naakt en jullie kleedden Mij niet aan. Ik was ziek en zat in de gevangenis en jullie bezochten Mij niet.” Dan zullen zij ook antwoorden: “Heer, wanneer hebben wij U hongerig gezien of dorstig, als vreemdeling of naakt, ziek of in de gevangenis en hebben wij niet voor U gezorgd?” En Hij zal hun antwoorden: “Ik verzeker jullie: alles wat jullie voor een van deze geringste mensen niet gedaan hebben, hebben jullie ook voor Mij niet gedaan.” Hun staat eeuwige bestraffing te wachten, de rechtvaardigen daarentegen het eeuwige leven.”

Velen kiezen er helaas voor om deze passage en vele andere soortgelijke te negeren. Zij geloven op de een of andere manier dat wat zij doen, er niet toe doet. Wat ertoe doet, denken ze, is dat ze “geloven”. Voor hen zijn geloof hebben en het geloof beleven twee verschillende dingen en het één kan zonder het ander. Maar dit is niet waar. Zoals Jakobus zegt:

Jakobus 2:14-17
“Broeders en zusters, wat heeft het voor zin als iemand zegt te geloven, maar hij handelt er niet naar? Zou dat geloof hem soms kunnen redden? Als een broeder of zuster nauwelijks kleren heeft en elke dag eten tekortkomt, en een van u zegt dan: 'Het ga je goed! Kleed je warm en eet smakelijk!” zonder de ander te voorzien van de eerste levensbehoeften - wat heeft dat voor zin? Zo is het ook met geloof: als het zich niet daadwerkelijk bewijst, is het dood.

En Johannes vertelt het ons in zijn eerste brief:

1 Johannes 3:16-18
“Wat liefde is, hebben wij geleerd van Hem die zijn leven voor ons gegeven heeft. Daarom horen ook wij ons leven te geven voor onze broeders en zusters. Hoe kan Gods liefde in iemand blijven die genoeg heeft om van te bestaan maar zijn hart sluit voor een broeder of zuster die hij gebrek ziet lijden? Kinderen, we moeten niet liefhebben met de mond, met woorden, maar waarachtig, met daden.”

Johannes maakt een tegenstelling tussen liefde in woorden en ware liefde in daden. Liefde die alleen bij woorden blijft, zonder in daden te vervallen - hoewel het zou kunnen - is geen ware liefde. Dezelfde tegenstelling maakt Jacobus aan de hand van hetzelfde voorbeeld: geloof dat alleen bij woorden blijft en niet tot daden overgaat, is geen levend geloof. Het is dood geloof.

Terugkerend naar het evangelie van Matteüs, lijkt de Heer de mensen niet te vragen of ze hun Bijbel hadden gelezen of het leerstellig allemaal goed voor elkaar hadden. In plaats daarvan ging Hij direct naar de praktische kant en de manier waarop ze anderen behandelden. En Hij nam dit persoonlijk: als ze de arme broeders te eten gaven, deden ze dat ook naar Hem toe. Als ze de zieken of de gevangenen bezochten, was dat een bezoek dat Hij rekende alsof het aan Hem gedaan werd. En degenen die er niet om gaven om zulke dingen te doen, gaven niet om Hem! Geven wij om Hem? Als we om Hem geven, dan zullen we om Zijn broeders in moeilijkheden geven, de hongerigen onder hen voeden, de naakten kleden en op elke mogelijke manier helpen (en zo stiekem als we kunnen - Matteüs 6:3).

We moeten daarom niet denken dat het OK is om geloof te hebben, maar het niet te leven. Of dat het OK is om Jezus Heer te noemen, Hem doctrinair als zodanig te beschouwen, maar Hem in werkelijkheid niet de Heer van ons leven te maken. Zoals Hij duidelijk maakte:

Matteüs 7:21-23
“Niet iedereen die “Heer, Heer” tegen Mij zegt, zal het koninkrijk van de hemel binnengaan, alleen wie handelt naar de wil van mijn hemelse Vader. Op die dag zullen velen tegen Mij zeggen: “Heer, Heer, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd, hebben wij niet in uw naam demonen uitgedreven, en hebben wij niet in uw naam vele wonderen verricht?” En dan zal Ik hun rechtuit zeggen: “Ik heb jullie nooit gekend. Weg met jullie, onrechtplegers!”

Ze noemden Hem “Heer”! Niet alleen dat, maar ze deden ook wonderen in Zijn naam en profeteerden in Zijn naam! Maar dit betekent niet dat zij de wil van de Vader deden. Ondanks hun wonderen en profetieën, allemaal in de naam van de Heer, ondanks dat ze Hem “Heer, Heer” noemden, zei de Heer dat ze Gods wil niet deden. Op de laatste dag zouden ze geen welkom van de Heer horen, maar in plaats daarvan: “Ik heb jullie nooit gekend. Weg met jullie, onrechtplegers!”. Daarom moet geloven dat Jezus Heer is en Hem als zodanig aanroepen, gepaard gaan met ook de wil van de Vader doen. En wat is deze wil? Het zijn zulke eenvoudige dingen als: in liefde wandelen, onze broeders helpen in hun noden en ons hart niet voor hen sluiten. Zoals Jakobus zei:

Jakobus 1:27
“Voor God, de Vader, is alleen dit reine, zuivere godsdienst: weduwen en wezen bijstaan in hun nood, en jezelf vrijwaren van de smetten van de wereld.”

Leven vanuit ons geloof is niet iets ingewikkelds. Het is zo eenvoudig als de armen helpen in hun ellende en onszelf onbesmet houden van de wereld. Zoals Paulus ook zegt:

Galaten 6:7-10
“Vergis u niet, God laat niet met zich spotten: wat een mens zaait, zal hij ook oogsten. Wie zaait op de akker van zijn aardse natuur, zal verderf oogsten, maar wie zaait op de akker van de Geest, oogst eeuwig leven. Laten we daarom het goede doen, zonder op te geven, want als we niet verzwakken zullen we oogsten wanneer de tijd daarvoor gekomen is. Laten we dus, in de tijd die ons nog rest, voor iedereen het goede doen, vooral voor onze geloofsgenoten.”

En Romeinen 8:12-13
“Broeders en zusters, wij zijn dus niet langer gebonden aan het aardse, om volgens aardse maatstaven te leven. Als u wel zo leeft, zult u zeker sterven. Als u echter uw zondige praktijken doodt door de Geest, zult u leven.”

Als we naar het vlees leven, zullen we sterven, hoe vaak we Jezus ook “Heer, Heer” noemen. Egoïstisch leven, weigeren om de wil van de Vader te doen, ons hart sluiten voor de behoeftige broeders en zusters zijn geen tekenen van een levend geloof en zullen ons - als er geen berouw is - buiten het Koninkrijk van God en het eeuwige leven houden.

Laten we onszelf dan vernieuwen, door de kostbare uitspraken van onze Heer diep in ons hart te leggen en ons geloof in daad en in waarheid uit te leven. Dit betekent niet dat we niet zullen vallen. We zullen vallen en misschien wel vaak! Dit is echter geen probleem, zolang we maar opstaan en doorgaan. Wat wel een probleem is, is te geloven dat we kunnen slapen zoals de 5 dwaze maagden of de ontrouwe dienstknecht en dat dit prima is. Denken dat we egoïstisch kunnen leven, niet de wil van God kunnen doen - met welke mislukkingen dan ook - en dat de deur van het Koninkrijk van God dan open zal staan. De Heer heeft nooit plaats gelaten voor zulke illusies en wij zouden ook niet zulke illusies moeten hebben.

Laten we er dan naar streven om dag na dag Zijn wil te doen. Als we vallen, laten we dan opstaan en doorgaan. Als we zondigen, laten we dan berouw tonen. Zoals Paulus ons vertelde:

“Laten we daarom het goede doen, zonder op te geven, want als we niet verzwakken zullen we oogsten wanneer de tijd daarvoor gekomen is. Laten we dus, in de tijd die ons nog rest, voor iedereen het goede doen, vooral voor onze geloofsgenoten.”

Anastasios Kioulachoglou