Bijbelse Waarheden

“Zodat u weet dat Ik de Heere ben” (PDF) PDF-Versie

“Zodat u weet dat Ik de Heere ben”



Ik las onlangs enkele hoofdstukken uit 1 Koningen en mijn oog viel tweemaal op de bovenstaande zin. Achab was in die tijd koning van Israel en hij was werkelijk een zeer kwaadaardige koning. Izebel zijn vrouw was eveneens een enorm slecht mens. De woordvoerder van God in die tijd was Elia. Onlangs de staat waarin Israel verkeerde hield God niet op Zichzelf bekend te maken aan zijn opstandige volk, die andere goden volgden. Hij probeerde op verschillende manieren hun aandacht op Hem te leiden, hen duidelijk makend dat Hij de Heere is. En dit is wat zo'n indruk op mij maakte in deze hoofdstukken: jarenlang keerde het volk Gods zich van Hem af en jarenlang hadden zij Hem verlaten en aanbaden het gouden kalf en andere afgoden. En toch had de Heere hen niet verlaten. Hij wilde dat zij wisten dat Hij de Heere is en niet de afgoden die zij aanbaden.

De uitdrukking “zodat u weet dat Ik de Heere ben” komt verschillende keren voor in de Bijbel. God vertelde het zijn volk toen Hij hen uit Egypte leidde. En Hij zei het tegen de Egyptenaren. Zij zouden weten dat hij de Heere is. De uitdrukking wordt ook gebruikt toen het volk Israel in de wildernis was en tegen God morde. God beloofde hen dat zij zouden weten dat Hij de Heere is. De uitdrukking komt ook vele malen voor in Ezechiel: in verband met God's oordeel, men zou weten dat Hij de Heere is vanwege Zijn oordeel.

God maakt Zichzelf bekend. Hij laat de mens weten dat Hij de Heere is. Hij laat zijn volk weten dat Hij de Heere is en dat Hij niet verandert. En dat deed Hij voor Israel in deze twee gebeurtenissen in 1 Koningen. Laten we ze bekijken.

1 Koningen 18

Elia had Achab verteld dat er geen regen zou komen in het land behalve op zijn woord (1 Koningen 17:1). Drie jaren gingen voorbij zonder ook maar een enkele druppel regen in Israel. Koning Achab ging voedsel zoeken voor zijn paarden, samen met Obadja, een vroom man en de bewindvoerder van zijn huis. Op dat moment kwam Elia naar Obadja en vroeg hem de koning te roepen om hem te ontmoeten. Na een discussie tussen Elia en Obadja ging deze naar de koning en vertelde hem:

1 Koningen 18:16-24
“Toen ging Obadja Achab tegemoet en vertelde het hem, en Achab ging Elia tegemoet. En het gebeurde, toen Achab Elia zag, dat Achab tegen hem zei: Bent u diegene die Israël in het ongeluk stort? Toen zei hij: Ík heb Israël niet in het ongeluk gestort, maar ú en het huis van uw vader, doordat u de geboden van de HEERE verliet en achter de Baäls aan gegaan bent. Nu dan, stuur boden, breng heel Israël bijeen bij mij op de berg Karmel, met de vierhonderdvijftig profeten van de Baäl en de vierhonderd profeten van Asjera, die aan de tafel van Izebel eten. Daarop stuurde Achab boden naar alle Israëlieten, en bracht de profeten op de berg Karmel bijeen. Toen kwam Elia naar voren, bij heel het volk, en zei: Hoelang hinkt u nog op twee gedachten? Als de HEERE God is, volg Hem, maar als het de Baäl is, volg hem! Maar het volk antwoordde hem niet één woord. Toen zei Elia tegen het volk: Alleen ík ben overgebleven als profeet van de HEERE, maar de profeten van de Baäl zijn met vierhonderdvijftig man. Laat men ons dan twee jonge stieren geven. Laten zij voor zich de ene stier kiezen, die in stukken verdelen en op het hout leggen, maar ze mogen er geen vuur bij leggen. Dan zal ík de andere stier klaarmaken en op het hout leggen, maar er geen vuur bij leggen. Roept u daarna de naam van uw god aan, dan zal ík de Naam van de HEERE aanroepen. En de God Die door vuur antwoordt, Die is God. En het hele volk antwoordde en zei: Dat is goed.”

Elia had de speciale opdracht van God om God's aanwezigheid en kracht te laten zien aan Zijn volk dat Hem vergeten had. God wilde Israel laten zien dat Hij God is. Hij wilde hen tot Zichzelf terugbrengen en om dit te doen bracht Hij hen bijeen zodat ze konden zien wat Hij zou doen. De droogte had Israel drie jaar doen lijden. Stel je voor, drie jaar zonder regen. Water en voedsel was erg schaars geworden. Ik ben er zeker van dat onder zulke omstandigheden menige harten verzacht waren en God wilde hen laten terugkeren naar Hem en hen vertellen dat Hij de Heere is. Dus was heel Israel en alle profeten van Baal aanwezig bij deze “test”. Wie zou deze vertoning kunnen zien en eraan twijfelen dat Jehovah God is? De verzen die volgen vertellen ons wat er gebeurde:

1 Koningen 18:25-39
“Elia zei tegen de profeten van de Baäl: Kies voor uzelf de ene jonge stier en maak die eerst klaar, want u bent met velen. Roep dan de naam van uw god aan, maar u mag er geen vuur bij leggen. Zij namen de jonge stier die hij hun had gegeven, en maakten die klaar. Ze riepen de naam van de Baäl aan, van de morgen tot de middag: O Baäl, antwoord ons! Maar er kwam geen stem en er was niemand die antwoordde. Zij sprongen tegen het altaar aan, dat men gemaakt had. En het gebeurde tijdens de middag dat Elia met hen begon te spotten en zei: Roep met luide stem! Hij is immers een god. Hij is vast in gedachten! Of hij heeft zich vast afgezonderd! Of hij is vast op reis! Misschien slaapt hij wel en moet hij wakker worden! Zij riepen met luider stem en kerfden hun lichamen naar hun wijze van doen met zwaarden en speren, totdat het bloed over hen heen stroomde. En het gebeurde, toen de middag voorbij was, dat zij in geestvervoering raakten, tot de tijd van het brengen van het graanoffer. Er kwam geen stem en er was niemand die antwoordde; er kwam geen teken van leven. Toen zei Elia tegen heel het volk: Kom naar voren, bij mij. En heel het volk kwam naar voren, bij hem. Vervolgens herstelde hij het altaar van de HEERE, dat omvergehaald was. Elia nam twaalf stenen, overeenkomstig het getal van de stammen van de zonen van Jakob, tot wie het woord van de HEERE was gekomen: Israël zal uw naam zijn. Hij bouwde met die stenen het altaar in de Naam van de HEERE. Vervolgens maakte hij een geul rondom het altaar, met een omvang van twee maten zaad. Hij schikte het hout, verdeelde de jonge stier in stukken en legde die op het hout. Toen zei hij: Vul vier kruiken met water en giet het uit over het brandoffer en over het hout. En hij zei: Doe dat voor de tweede maal, en zij deden het voor de tweede maal. Verder zei hij: Doe het voor de derde maal, en zij deden het voor de derde maal. Het water liep rondom het altaar, en ook vulde hij de geul met water. En het gebeurde, toen men het graanoffer bracht, dat de profeet Elia naar voren kwam en zei: HEERE, God van Abraham, Izak en Israël, laat het heden bekend worden dat U God bent in Israël, en ik Uw dienaar, en dat ik al deze dingen overeenkomstig Uw woord heb gedaan. Antwoord mij, HEERE, antwoord mij, zodat dit volk weet dat U, HEERE, de ware God bent, en dat U hun hart tot inkeer gebracht hebt. Toen viel er vuur van de HEERE neer, verteerde het brandoffer, het hout, de stenen en het stof. Zelfs het water in de geul likte het op. Toen heel het volk dat zag, wierpen zij zich met hun gezicht ter aarde en zeiden: De HEERE is God, de HEERE is God!”

Het volk erkende dat de Heere God is. God wil dat wij weten dat Hij de Heere is. Hij wilde aan het opstandige Israel laten zien dat Hij God is en je kunt er zeker van zijn: zij wisten het! Volgend op deze gebeurtenissen kwam er een geweldige regen, de eerste na drie jaren.

Om het bovenstaande op ons toe te passen: God wil dat wij weten dat Hij God is. Hij is de Heere. Toen ik Christen werd was de uitnodiging van de Heere in Mattheus 7:7-11 een van de schriftgedeelten die ik in mijn hart had, en dat is nog steeds zo:

Mattheus 7:7-11
“Bid, en u zal gegeven worden; zoek, en u zult vinden; klop, en er zal voor u opengedaan worden. Want ieder die bidt, die ontvangt; wie zoekt, die vindt; en voor wie klopt zal opengedaan worden. Of is er iemand onder u die zijn zoon een steen zal geven, als hij om brood vraagt? Of als hij hem om een vis vraagt, zal hij hem een slang geven? Als u, die slecht bent, uw kinderen dan goede gaven weet te geven, hoeveel te meer zal uw Vader, Die in de hemelen is, goede gaven geven aan hen die tot Hem bidden.”

God, de Vader van Jezus Christus, wil je laten zien dat Hij en niemand anders God is. Het zijn vooral diegenen die ver van Hem verwijderd zijn die deze kennis nodig hebben. Diegenen die dicht bij Hem zijn weten dat Hij de Heere is. Elia had geen bewijs nodig om te weten wie de Heere is. Toch kreeg hij dit later, in 1 Koningen 19. Maar het volk Israel moest het weten. Zij waren ver van God verwijderd en hadden Hem vergeten. Zij hadden de kennis nodig en God hield een speciale vertoning voor hen. Bovenstaande verzen uit Mattheus gelden voor iedereen. God zal nooit ophouden met het antwoorden van gebeden en met het zegenen van Zijn volk. Hij zal nooit ophouden een Vader te zijn voor Zijn kinderen. Maar ik wil je vertellen: als je ver van Hem verwijderd bent en niet eens deel uitmaakt van Zijn huishouden, zoek Hem , geef je noden aan Hem. Klop op Zijn deur. God antwoordt gebed en dat doet Hij ook voor diegenen die ver weg zijn en Hem willen benaderen; Hij wil hen laten weten dat Hij God is. Hij zal je antwoorden op geweldige manieren die geen twijfel laten dat Hij God is. Benader Hem, zoek Hem en je zult Hem vinden!

1 Koningen 20

Het bovenstaande wonder was niet de enige demonstratie van God's kracht gedurende de donkere tijden in het noordelijk koninkrijk van Israel. We vinden de zin “zodat u weet dat ik de Heere ben” nog twee keer in 1 Koningen 20. Daar zien we Benhadad, de koning van Syrie, die opkomt tegen Israel. Hij kwam met een groot leger op tegen Samarie, de hoofdstad van Israel. En toen kwam er een profeet van God bij Achab:

1 Koningen 20:13
“En zie, een profeet trad toe op Achab, de koning van Israël, en zei: Zo zegt de HEERE: Hebt u heel deze grote troepenmacht gezien? Zie, Ik ga ze vandaag nog in uw hand geven, zodat u weet dat Ik de HEERE ben.

God zou nogmaals koning Achab laten zien dat Hij de Heere is. De Syriers kwamen met grote macht en een gigantisch leger. Maar zoals Romeinen 9:16 zegt “het hangt niet af van hem die wil maar van God die Zich ontfermt”. En ook de Psalmen vertellen ons:

Psalm 127:1
“Als de HEERE het huis niet bouwt, tevergeefs zwoegen zijn bouwers eraan;”

De doorslaggevende factor is niet menselijke kracht of mogelijkheden maar de Heere! Er kwam een groot leger op tegen Israel maar God zou dit gebruiken om zijn volk te laten zien dat HIJ, en niet hun afgoden, de Heere is. Zoals Paulus zei:

2 Korinthe 12:9
“Mijn [God's] kracht wordt in zwakheid volbracht.”

In zwakheid, wanneer we niet veel kunnen doen, wordt GOD'S kracht volbracht. Dus hier zijn de Syriers, met een groot leger met geweldige kracht. Maar aan de andere kant bevinden zich niet alleen het volk van Israel maar ook de God van Israel, die Zijn volk wilde laten weten dat HIJ God is. De volgende verzen laten ons de uitkomst zien:

1 Koningen 20:14-22
“Achab zei: Door wie? En hij zei: Zo zegt de HEERE: Door de jonge mannen van de hoofden van de gewesten. Hij vroeg: Wie zal de strijd aanbinden? Toen zei hij: U. Toen monsterde hij de jonge mannen van de hoofden van de gewesten: het waren er tweehonderdtweeëndertig. Na hen monsterde hij al het volk, alle Israëlieten: zevenduizend. Zij trokken uit in de middag, terwijl Benhadad in de tenten bezig was zich dronken te drinken, hij en de koningen, de tweeëndertig koningen die hem hielpen. jonge mannen van de hoofden van de gewesten trokken het eerst uit. Benhadad stuurde verkenners uit en zij vertelden hem: Er zijn mannen uit Samaria getrokken. En hij zei: Als ze met vreedzame bedoelingen zijn uitgetrokken, grijp ze levend. Als ze ten strijde getrokken zijn, grijp ze ook levend. Zo trokken de jonge mannen van de hoofden van de gewesten en het leger dat achter hen aankwam, de stad uit. Ieder versloeg zijn man, zodat de Syriërs moesten vluchten, en Israël joeg hen na. Maar Benhadad, de koning van Syrië, ontkwam te paard, met enkele ruiters. De koning van Israël trok uit en versloeg de paarden en de strijdwagens, zodat hij Syrië een grote slag toebracht. Toen trad diezelfde profeet op de koning van Israël toe en zei tegen hem: Ga, vat moed, weet en zie wat u moet doen, want bij het aanbreken van het nieuwe jaar, zal de koning van Syrië opnieuw tegen u optrekken.”

De Syriers leden een groot verlies. Maar ondanks deze nederlaag zouden ze weer terugkomen. De profeet van God waarschuwde de koning van Israel dat dat zou gebeuren. Maar niet met een ander resultaat:

1 Koningen 20:26-29
“Het gebeurde bij het aanbreken van het nieuwe jaar dat Benhadad de Syriërs monsterde. Hij trok op naar Afek, ten strijde tegen Israël. De Israëlieten werden ook gemonsterd en voorzien van leeftocht, en zij gingen hun tegemoet. De Israëlieten sloegen hun kamp op tegenover hen, als twee kleine kudden geiten; de Syriërs vulden echter het land. De man Gods kwam naar voren en zei tegen de koning van Israël: Zo zegt de HEERE: Omdat de Syriërs hebben gezegd: De HEERE is een God van de bergen en Hij is niet een God van de dalen, daarom zal Ik heel deze grote troepenmacht in uw hand geven, opdat u weet dat Ik de HEERE ben. Zeven dagen lagen zij tegenover elkaar. Op de zevende dag gebeurde het echter dat het tot strijd kwam. En de Israëlieten versloegen de Syriërs: honderdduizend man voetvolk op één dag.”

Het volk Israel was in de minderheid vergeleken met de enorme menigte Syriers. Maar God was met hen en wilde hen laten weten dat Hij de Heere is. De Syriers verloren de strijd en hun koning sloeg op de vlucht om zich te verbergen. We zien opnieuw: ”Zo hangt het dan niet af van hem die wil, ook niet van hem die hardloopt, maar van God Die Zich ontfermt.” (Romeinen 9:16)

Misschien probeer jij alles zelf te doen. Misschien twijfel je of God je kan helpen. Nou, HIJ KAN HET. God wil je zegenen en wil dat jij weet dat Hij God is. Dat was Zijn wil voor Israel en Hij deed het door middel van een demonstratie van Zijn kracht, door bevrijding, wonderen en het vervullen van noden. Hier is de uitnodiging voor jou:

Mattheus 7:7-11
“Bid, en u zal gegeven worden; zoek, en u zult vinden; klop, en er zal voor u opengedaan worden. Want ieder die bidt, die ontvangt; wie zoekt, die vindt; en voor wie klopt zal opengedaan worden. Of is er iemand onder u die zijn zoon een steen zal geven, als hij om brood vraagt? Of als hij hem om een vis vraagt, zal hij hem een slang geven? Als u, die slecht bent, uw kinderen dan goede gaven weet te geven, hoeveel te meer zal uw Vader, Die in de hemelen is, goede gaven geven aan hen die tot Hem bidden.”

Anastasios Kioulachoglou