Bijbelse Waarheden

Jona (PDF) PDF-Versie

Jona



Tussen Obadja en Micha, onder de zogenaamde “kleine profeten” van het Oude Testament, bevindt zich het kleine maar zeer leerzame boek van Jona. In dit artikel wil ik dit boek bekijken.

1. ”Het woord des Heeren kwam tot Jona”

Jona 1:1-3
“Het woord van de HEERE kwam tot Jona, de zoon van Amitthai: Sta op, ga naar de grote stad Ninevé en predik tegen haar, want hun kwaad is opgestegen voor Mijn aangezicht. Maar Jona stond op om naar Tarsis te vluchten, weg van het aangezicht van de HEERE. Hij daalde af naar Jafo en vond een schip dat naar Tarsis ging. Hij betaalde de prijs voor de overtocht en ging aan boord om met hen mee te gaan naar Tarsis, weg van het aangezicht van de HEERE.”

De Heere riep Jona en gaf hem een speciale opdracht: om naar Nineve te gaan en tegen haar te prediken. Maar toen hij dit hoorde ging hij in tegenovergestelde richting: naar Tarsis. Later in hoofdstuk 4, zien we hoe hij zijn gedrag verantwoordde:

Jona 4:2
“Hij bad tot de HEERE [nadat hij had gezien dat God Nineve uiteindelijk niet zou verwoesten] en zei: Och HEERE, waren dit mijn woorden niet toen ik nog in mijn eigen land was? Daarom ben ik het voor geweest door naar Tarsis te vluchten! Want ik wist dat U een genadig en barmhartig God bent, geduldig en rijk aan goedertierenheid, Die berouw heeft over het kwaad.”

Hoewel Jona de wil van God kende, deed hij het niet. Omdat hij niet geloofde dat God Nineve uiteindelijk zou verwoesten ging hij in de tegenovergestelde richting. Wij zijn soms net als Jona: wanneer God's wil niet past in onze logica, plannen en gedachten, weigeren wij Zijn wil te doen. We leggen zelfs soms de verantwoordelijkheid hiervoor bij God: “alles zou goed geweest zijn als God me dit had gegeven of dat had gedaan of mij dit niet ontzegd zou hebben.” Wat we in feite zeggen is: “God is fout, niet ik.”

Dus, Jona vertrok. Hij ging naar Jafo, vond een schip en vertrok naar Tarsis. Hetzelfde gebeurt met sommigen van ons: wanneer ons niet bevalt wat God zegt, komen we met alternatieve plannen. Schepen die ons kunnen brengen naar ons vermeende, beloofde land. Maar.....

2. ”Maar de Heere....”

Dus hier is Jona, midden op zee, op weg naar Tarsis. Maar niet voor lang:

Jona 1:4-6
Maar de HEERE wierp een hevige wind op de zee; er ontstond een zware storm op de zee, zodat het schip dreigde te breken. Toen werden de zeelieden bevreesd en zij riepen, ieder tot zijn god. Zij wierpen de lading die in het schip was, in de zee om het daardoor lichter te maken. Maar Jona was afgedaald in het ruim van het schip, was gaan liggen en was in een diepe slaap gevallen. De kapitein kwam bij hem en zei tegen hem: Hoe kunt u zo diep in slaap zijn! Sta op, roep uw God aan! Misschien zal die God aan ons denken, zodat wij niet vergaan!”

Het was de Heere die de zware storm op zee veroorzaakte. Wanneer je op weg bent naar Tarsis, houd er dan rekening mee: er komen stormen aan. Zoals we zullen zien bracht de Heere de storm niet om Jona te straffen maar om hem te doen terugkeren. God blijft niet onverschillig wanneer wij de verkeerde kant op gaan maar Hij corrigeert ons, zelfs wanneer dit storm en pijn kan betekenen. Zoals Hebreeën 12:11 ons zegt:

“En elke bestraffing schijnt op het moment zelf wel geen reden tot blijdschap te zijn, maar tot droefheid. Maar later geeft zij hun die erdoor geoefend zijn een vreedzame vrucht van gerechtigheid.”

Terug naar Jona. Ondanks de hevige storm op zee, daalde onze vriend af in het ruim van het schip en viel in slaap, eerst geestelijk en vervolgens lichamelijk. De zeelieden baden tot hun afgoden en Jona, een profeet van de ware God, sliep! Maar de kapitein was het niet eens met dit gedrag. “Wordt wakker man! Iedereen is aan het bidden en jij slaapt?! Sta op en bid!” Maar ondanks het feit dat iedereen aan het bidden was leek de situatie niet te veranderen. Toen:

Jona 1:7
“Daarop zeiden de mannen tegen elkaar: Kom, laten wij het lot werpen, zodat wij weten door wie dit onheil ons overkomt. Zij wierpen het lot, en het lot viel op Jona.”

Wat begonnen was als een eenvoudige reis, leek nu te gaan eindigen in een ware ramp. Eerst de storm en nu het lot. God liet het lot vallen op onze vriend. Wanneer je in de tegenovergestelde richting van God's wil gaat kun je geen leuke en vredige reisjes verwachten. Wanneer je de hele andere kant op gaat van waar God je wil hebben, kun je niet vredig liggen te slapen in het ruim van jouw schip. Er zal dan een storm opsteken en de wereld-de zeelieden- zullen je wakker komen maken. “Want als wij onszelf zouden beoordelen, zouden wij niet geoordeeld worden. Maar als wij geoordeeld worden, worden wij door de Heere bestraft, opdat wij niet met de wereld veroordeeld zouden worden”, zegt het Woord in 1 Korinthe 11:31,32.

Dus het lot viel op Jona en die arme zeelieden, die zoveel verdroegen vanwege hem, vuurden allerlei vragen op hem af.

Jona 1:8-12
“Toen zeiden zij tegen hem: Vertel ons toch door wie dit onheil ons overkomt. Wat is uw werk en waar komt u vandaan? Wat is uw land en van welk volk bent u? Hij zei tegen hen: Ik ben een Hebreeër en ik vrees de HEERE, de God van de hemel, Die de zee en het droge gemaakt heeft. Toen werden de mannen zeer bevreesd, en ze zeiden tegen hem: Hoe hebt u dit kunnen doen? De mannen wisten namelijk dat hij op de vlucht was, weg van het aangezicht van de HEERE, want hij had het hun verteld. Zij zeiden dan tegen hem: Wat moeten wij met u doen, zodat de zee ons met rust laat? Want de zee werd hoe langer hoe onstuimiger. Daarop zei hij tegen hen: Pak mij op en werp mij in de zee; dan zal de zee u met rust laten, want ik weet dat deze zware storm u omwille van mij overkomt.”

“Want ik weet dat deze zware storm u omwille van mij overkomt.” Eindelijk, Jona bekende het en nam de verantwoordelijkheid voor wat er gebeurde. “Ik ben degene die verantwoordelijk is voor deze moeilijkheden.” Dit is de eerste en zeer noodzakelijke stap. Wanneer je tegen God's wil in gaat en de storm is gekomen, buig dan je hoofd en neem verantwoordelijkheid. God en Zijn wil is niet het probleem. Het is niet het weer of gewoon pech. Alleen jouw ongehoorzaamheid is verantwoordelijk. Jona gaf het toe. “Sorry. Ik ben verantwoordelijk. Gooi mij in de zee en de storm zal gaan liggen.” Hij verborg zich niet langer in het diepste deel van het schip. In tegendeel, hij deed wat hij van het begin af aan had moeten doen: hij nam verantwoordelijkheid. Jona's ongehoorzaamheid had effect op vele anderen: al die zeelieden waren er slachtoffer van. Op dezelfde wijze kan onze ongehoorzaamheid invloed hebben op de mensen om ons heen. Anderen moeten misschien ook vechten tegen de golven die onze ongehoorzaamheid veroorzaakte. Laat ons om hun vergeving vragen. Laten wij verantwoordelijkheid nemen voor onze daden.

Dus onze vriend beleed zijn fouten. De zeelieden wierpen hem echter niet onmiddelijk in zee. Zij probeerden met alle macht naar land terug te keren, maar zonder resultaat. Nadat zij tot de Heere gebeden hadden, wierpen ze hem uiteindelijk in zee.

Jona 1:13-16
“De mannen roeiden echter om het schip terug te brengen naar het droge. Maar zij konden het niet, want de zee werd hoe langer hoe onstuimiger tegen hen. Toen riepen zij de HEERE aan en zeiden: Och HEERE, laat ons toch niet vergaan om het leven van deze man! Leg geen onschuldig bloed op ons! Want U, HEERE, doet zoals het U behaagd heeft. Daarop pakten zij Jona op en wierpen hem in de zee. En de woedende zee kwam tot bedaren. Toen werden de mannen zeer bevreesd voor de HEERE; zij brachten de HEERE een slachtoffer en legden geloften af.”

Wie had dat verwacht? De zon had waarschijnlijk geschenen toen Jona vanuit Jafo vertrokken was. Het zou een goede reis worden naar Tarsis, juist genoeg om niet naar Nineve te gaan. Wie had kunnen denken dat onze vriend helemaal alleen in open zee zou belanden? Maar hoe dan ook, toen Jona eenmaal in zee geworpen was, stilde God onmiddelijk de storm en begon Zijn reddingsplan. De storm die jouw ongehoorzaamheid kan veroorzaken, kan erg zwaar zijn. Maar jij moet het schip, wat je nam om weg te reizen van God, verlaten. Om dit te doen moet je tot inkeer komen, berouw hebben. En dan, ondanks het feit dat je je midden op zee bevindt, zal God je redden. Hij zal de storm bevelen te gaan liggen en Hij zal je komen redden. Het doel van de storm is niet jouw verlies maar jouw terugkeer. In het geval van Jona, hier is wat de Heere deed:

Jona 2:1-6
“Toen bad Jona tot de HEERE, zijn God, vanuit het binnenste van de vis. Hij zei: Ik riep uit mijn benauwdheid tot de HEERE en Hij antwoordde mij. Uit de schoot van het graf riep ik om hulp, U hoorde mijn stem. Want U wierp mij de diepte in, in het hart van de zeeën, een watervloed omringde mij; al Uw baren en Uw golven sloegen over mij heen. En ík zei: Verstoten ben ik van voor Uw ogen; toch zal ik opnieuw aanschouwen Uw heilige tempel. Water omving mij, bedreigde mijn leven, de watervloed omving mij. Zeewier was om mijn hoofd gebonden. Naar de diepste gronden van de bergen daalde ik af in de aarde; haar grendels sloten zich voor eeuwig achter mij. Maar uit het verderf trok U mijn leven omhoog, HEERE, mijn God!”

Toen hij in het schip was en zelfs alle heidenen baden, sliep Jona. Maar nu niet. Nu bad hij vurig, ervan verzekerd dat God hem hoorde. Nu wist hij dat God aan het roer stond. En Jona gaat verder:

Jona 2:7-9
“Toen mijn ziel in mij bezweek, dacht ik aan de Heere; mijn gebed kwam tot U, in Uw heilige tempel. Wie nietige afgoden vereren, verlaten Hem Die hun goedertieren is. Maar ik, met dankzegging zal ik U offers brengen; wat ik beloofd heb, zal ik nakomen. Het heil is van de Heere!”

Jona bevond zich drie dagen en drie nachten in het binnenste van de vis, precies dezelfde tijd dat Jezus Christus “in het hart van de aarde” was (Mattheüs 12:40). Net zoals de Heere in het graf “geen ontbinding heeft gezien” (Handelingen 12:40) werd Jona's leven uit het verdref omhoog getrokken (Jona 2:6). Zoals de Heere stierf en na drie dagen en nachten uit de dood opgewekt werd, geloof ik dat het ook gebeurde met Jona: hij stierf en na drie dagen en drie nachten leefde hij opnieuw. Zijn leven “werd uit het verderf omhoog getrokken”, “uit de schoot van het graf” (Jona 2:2). Zo werd hij het teken van Jona de profeet, een teken van wat er stond te gebeuren met Christus (Mattheüs 12:39).

Jona 2:10
“Toen sprak de HEERE tot de vis, en hij spuwde Jona uit op het droge.”

Uiteindelijk kwam Jona terug waar hij begonnen was. Zijn ongehoorzaamheid kostte hem een zware storm. Onze ongehoorzaamheid zal ook stormen brengen. Maar wanneer we terugkeren zullen we een goede les geleerd hebben, net als Jona: de tweede keer dat God hem opdroeg naar Nineve te gaan veranderde hij niet langer van richting. De stormen waar we doorheen gaan zijn niet zonder voordeel. Wanneer er bekering is van onze ongehoorzaamheid, zulllen we aan het eind van de storm, veranderde mensen zijn: we willen niet langer naar Tarsis gaan. We willen niet langer in opstand komen tegen God's wil omdat die ons niet aanstaat of omdat het niet is wat wij verwachtten. We buigen nu ons hoofd en zeggen: “Ja Heere. Uw wil geschiede. U bent de Heere.”

Dus de vis spuwde Jona uit op het droge. Stel je voor hoe moe hij moet zijn geweest. Dit is meestal hoe we ons voelen na zulke stormen: moe, afgemat, niet in staat om ook maar iets te doen. Hoe gek het ook mag lijken, ik geloof dat dit precies is hoe we zouden moeten zijn- hoewel niet zoals we moeten blijven. Onze oude mens is verpletterd. We zijn niet langer in staat om te zeggen: “Ik denk en ik wil..... ik beslis. Ik ga naar Tarsis”. De oude mens is nu gebroken. De trots en zelfzucht die ons beheersten, zijn vernietigd. En in deze staat, vindt de Heere Jona voor de tweede keer: na de storm, na de vernietiging van zijn eigen ongehoorzame plannen, is hij nu klaar voor de vervulling van de plannen van zijn Heere.

Jona: de tweede keer.

Jona 3:1-3
“Het woord van de HEERE kwam voor de tweede keer tot Jona: Sta op, ga naar de grote stad Ninevé en predik tegen haar de prediking die Ik tot u spreek. Toen stond Jona op en ging naar Ninevé, overeenkomstig het woord van de HEERE.”

Ongehoorzaamheid bracht de storm, de storm bracht bekering die op zijn beurt gevolgd werd door gehoorzaamheid. Jona ging eindelijk naar Ninive en predikte wat de Heere hem opgedragen had:

Jona 3:3-10
“Ninevé was een geweldig grote stad, van drie dagreizen doorsnee. En Jona begon de stad in te gaan, één dagreis. Hij predikte en zei: Nog veertig dagen en Ninevé wordt ondersteboven gekeerd! De mensen van Ninevé geloofden in God. Zij riepen een vasten uit en trokken rouwgewaden aan, van de grootste tot de kleinste onder hen. Toen dat woord de koning van Ninevé bereikte, stond hij op van zijn troon, legde zijn staatsiegewaad af, hulde zich in een rouwgewaad en ging in het stof zitten. En in Ninevé werd op bevel van de koning en zijn rijksgroten omgeroepen: Mens en dier, runderen en schapen, mogen niets eten, niet grazen en geen water drinken. Mens en dier moeten in rouwgewaden gehuld zijn en met kracht tot God roepen. Zij moeten zich bekeren, ieder van zijn slechte weg en van het geweld dat aan zijn handen kleeft. Wie weet zal God Zich omkeren, berouw hebben en Zijn brandende toorn laten varen, zodat wij niet omkomen! Toen zag God wat zij deden, dat zij zich bekeerden van hun slechte weg. En God kreeg berouw over het kwade dat Hij gezegd had hun te zullen aandoen, en Hij deed het niet.”

Het doel van Jona's profetie was niet simpelweg het voorspellen van de val van Nineve. God wilde dat hij deze boodschap bracht om de mensen van Nineve TE WAARSCHUWEN wat er zou gebeuren als ze zich niet zouden bekeren. Zonder die bekering zouden ze over veertig dagen vernietigd worden. De bewoners van Nineve “geloofden God” na het horen van deze boodschap. Zij riepen een vasten uit, ze gingen gekleed in rouwgewaden, roepend tot God om Zijn beslissing te herzien. “Toen zag God wat zij deden, dat zij zich bekeerden van hun slechte weg. En God kreeg berouw over het kwade dat Hij gezegd had hun te zullen aandoen, en Hij deed het niet” (Jona 3:10). Ik stel me voor dat iedereen hier blij mee was. De inwoners van Nineve hadden zich bekeerd! Iedereen was gelukkig.......behalve Jona.

Jona 4:1
“Dit [het feit dat God Nineve niet verwoestte] was volstrekt kwalijk in de ogen van Jona en hij ontstak in woede”.

De reden waarom Jona zo teleurgesteld was, was omdat zijn profetie niet uitgekomen was. Was Nineve verwoest en zijn profetie vervuld, dan had hij daar waarschijnlijk geen probleem mee gehad! Hij kon niet tevreden zijn, enkel met het feit dat hij gedaan had wat God van hem gevraagd had, d.w.z tegen Nineve te prediken, maar hij wilde ook deel hebben aan wat de Heere zou doen na zijn prediking. Nu naar ons: zijn wij tevreden te doen wat God ons heeft opgedragen of gaan we een stap verder en willen we deel hebben aan God's taak, d.w.z wat Hij zal gaan doen met wat wij gedaan hebben? Het is niet onze zaak wat God gaat doen. Onze taak is te doen wat God ons heeft opgedragen. Wanneer God's taak onze zaak wordt hebben we een probleem: wanneer de dingen niet lopen zoals WIJ ze gepland hadden, zijn we teleurgesteld en zelfs kwaad op de Heere. “Ik ben kwaad op Hem. Ik heb gedaan wat Hij van me vroeg en er gebeurt niets. Had ik niet gezegd dat dit een verloren zaak was? Ik heb zoveel voor U gedaan- ik ben helemaal naar Nineve gereisd- en U hebt me laten vallen. Het is beter voor mij, helemaal niet meer te leven.” Dit was zoals Jona zich gedroeg en zoals wij ons ook soms gedragen.

Jona 4:2-3
“Hij bad tot de HEERE en zei: Och HEERE, waren dit mijn woorden niet toen ik nog in mijn eigen land was? Daarom ben ik het voor geweest door naar Tarsis te vluchten! Want ik wist dat U een genadig en barmhartig God bent, geduldig en rijk aan goedertierenheid, Die berouw heeft over het kwaad. Nu dan, HEERE, neem toch mijn leven van mij weg; het is immers voor mij beter te sterven dan te leven!”

Wie compleet gehoorzaam is aan de wil van God heeft geen persoonlijke plannen of agenda aangaande God's taak. Hij doet wat God hem opgedragen heeft en is daarmee geheel tevreden. Maar niet Jona. Wat deed de Heere hiermee? Verzen 4 tot 9 vertellen het ons:

Jona 4:4-9
“Maar de HEERE zei: Bent u terecht in woede ontstoken? Toen verliet Jona de stad en ging ergens ten oosten van de stad zitten. Hij maakte daar voor zichzelf een afdak en ging daaronder in de schaduw zitten, tot hij zou zien wat er met de stad gebeurde. En de HEERE God beschikte een wonderboom en liet hem boven Jona opschieten, zodat er schaduw zou zijn boven zijn hoofd, om hem te bevrijden van zijn kwelling. Jona was erg blij met de wonderboom. De volgende dag beschikte God bij het aanbreken van de dageraad een worm, die de wonderboom stak, zodat hij verdorde. En het gebeurde, toen de zon opging, dat God een verzengende oostenwind beschikte. En de zon stak op het hoofd van Jona, zodat hij geheel uitgeput raakte. Hij verlangde ernaar te sterven en zei toen: Het is voor mij beter te sterven dan te leven. Maar God zei tegen Jona: Bent u terecht in woede ontstoken over die wonderboom? Hij zei: Terecht ben ik in woedeontstoken, tot de dood toe.”

Hier zien we God tot drie keer toe iets opdragen aan dieren, planten en de wind. Jona was wederom ongehoorzaam. Wanneer onze oude mens nog niet gebroken is, willen wij dat God zich verontschuldigt wanneer onze plannen niet uitkomen. Ons geloof en onze houding wordt bepaald door de wind en ….de planten. Wanneer onze oude mens nog steeds heerst, komen wij klagend in opstand tegen God en worden zelfs boos op Hem. Maar de Heere verliet Jona niet, zoals Hij ook ons niet verlaat.

Jona 4:10-11
“Daarop zei de HEERE: Ú ontziet die wonderboom, waarvoor u niet gezwoegd hebt en die u niet hebt laten groeien, die in één nacht ontstond en in één nacht verging. Zou Ík dan die grote stad Ninevé niet ontzien, waarin meer dan honderdtwintigduizend mensen zijn die het verschil tussen hun rechter- en hun linkerhand niet weten, en daarbij veel vee?”

Veel van Jona's interesses lagen bij hem zelf: ZIJN profetie, ZIJN schaduw, ZIJN hoofd. Wanneer een van deze zaken hem niet aanstond, werd hij boos. Wanneer je teveel met jezelf bezig bent, ben je niet in staat om het plan van God in zijn geheel te begrijpen. Je zult altijd focussen op jezelf en jouw gemak. Alleen wanneer de oude mens is gebroken, ben je in staat om de grootsheid van God en wat Hij eigenlijk aan het doen is, te kunnen zien. In het andere geval beschouwen we God als onze dienaar in plaats van andersom.

Het boek van Jona laat ons zien wat God deed met de ongehoorzaamheid van Zijn profeet. Jona's problemen zouden ook de onze kunnen zijn: ongehoorzaamheid, egoisme, boosheid, persoonlijk plannen die bedacht zijn zonder de wil van God. Al deze zaken zijn enkel voortbrengselen van de oude mens, wiens gebrokenheid vereist is om de nieuwe mens te zien voortkomen. Hoe geruststellend is het om te zien dat God Jona gebruikte, ondanks zijn tekortkomingen! Hoe geruststellend dat God ons niet verlaat op onze weg, maar als een Vader ons komt halen wanneer wij de verkeerde kant op gaan, zelfs indien dit een storm betekent in ons leven.

Hebreeën 12:5-13
“Mijn zoon, acht de bestraffing van de Heere niet gering en bezwijk niet, als u door Hem terechtgewezen wordt. Want de Heere bestraft wie Hij liefheeft, en Hij geselt iedere zoon die Hij aanneemt. Als u bestraffing verdraagt, behandelt God u als kinderen. Want welk kind is er dat niet door zijn vader bestraft wordt? Maar als u zonder bestraffing bent, waar allen deel aan hebben gekregen, bent u bastaarden en geen kinderen. En verder hadden wij onze aardse vaders als opvoeders, en wij hadden ontzag voor hen. Zullen wij ons dan niet veel meer onderwerpen aan de Vader van de geesten, en leven? Want zij hebben ons wel voor een korte tijd naar het hun goeddacht bestraft, maar Hij doet dat tot ons nut, opdat wij deel krijgen aan Zijn heiligheid. En elke bestraffing schijnt op het moment zelf wel geen reden tot blijdschap te zijn, maar tot droefheid. Maar later geeft zij hun die erdoor geoefend zijn een vreedzame vrucht van gerechtigheid. Hef daarom de slappe handen op en strek de knikkende knieën, en maak rechte sporen voor uw voeten, opdat wat kreupel is, niet wordt ontwricht, maar veeleer genezen wordt.”

Anastasios Kioulachoglou