Bijbelse Waarheden

David en Goliath (PDF) PDF-Versie

David en Goliath



De eerste keer dat David in het openbaar naar voren trad, nadat hij door Samuel gezalfd was, is beschreven in 1 Samuel 17. Hier lezen we:

1 Samuel 17:1-10
“De Filistijnen verzamelden hun legers ten strijde en verzamelden zich in Socho, dat Juda toebehoort; zij sloegen hun kamp op tussen Socho en Azeka, in Efes-Dammim. Maar Saul en de mannen van Israël verzamelden zich en sloegen hun kamp op in het Eikendal. Vervolgens stelden zij zich tegenover de Filistijnen op voor de strijd. De Filistijnen stonden op een berg aan de overzijde en de Israëlieten stonden op een berg aan deze zijde, en de vallei lag tussen hen in. Toen kwam er een kampvechter tevoorschijn uit het leger van de Filistijnen. Zijn naam was Goliath, uit Gath; zijn lengte was zes el en een span. Hij had een bronzen helm op zijn hoofd, een geschubd harnas aan – het gewicht van het harnas was vijfduizend sikkel brons – hij droeg een bronzen scheenplaat boven zijn voeten en een bronzen werpspies op zijn schouders. De schacht van zijn speer was als een weversboom, en de punt van zijn speer was van zeshonderd sikkel ijzer; en de schilddrager ging voor hem uit. Hij stond daar en riep de gelederen van Israël toe; hij zei tegen hen: Waarom zou u uittrekken om u op te stellen voor de strijd? Ben ik niet een Filistijn en bent u geen dienaren van Saul? Kiest u een man uit die naar mij toe komt. Als hij met mij vecht en mij kan verslaan, zullen wij u tot slaven zijn, maar als ik hem overwin en hem versla, zult u ons tot slaven zijn en ons dienen. Verder zei de Filistijn: Heden hoon ik de gelederen van Israël: Geef mij een man om samen te vechten!”

Hoewel Israel menigmaal oorlog had gevoerd met de Filistijnen, leek dit een ander geval te zijn. Dit was geen normaal gevecht. De Filistijnen presenteerden Goliath, een zwaar bewapende man met uitzonderlijke fysieke vermogens, die Israel uitdaagde en vroeg om iemand om mee te vechten. De reactie van Israel wordt ons gegeven in vers 11:

1 Samuel 17:11
“Toen Saul en heel Israël deze woorden van de Filistijn hoorden, waren zij ontsteld en werden zeer bevreesd.”

Deze reactie was zo tegenstrijdig met wat God beloofd had in Zijn Woord aangaande soortgelijke situaties. Neem bijvoorbeeld:

Leviticus 26:3, 7-8
“Als u in Mijn verordeningen wandelt en Mijn geboden in acht neemt en ze houdt.....U zult uw vijanden achtervolgen en zij zullen door het zwaard vóór u neervallen. Vijf van u zullen er honderd achtervolgen, en honderd van u zullen er tienduizend achtervolgen.”

Ook Jozua 23:9-11 vertelt ons:
“De HEERE heeft immers grote en machtige volken van voor uw ogen verdreven. En wat u betreft: niemand heeft tegenover u stand kunnen houden tot op deze dag. Eén man uit u zal er duizend achtervolgen, want het is de HEERE, uw God, Zelf Die voor u strijdt, zoals Hij tot u gesproken heeft. Wees daarom, omwille van uw leven, zeer op uw hoede dat u de HEERE, uw God, liefhebt.”

God's belofte was dat wanneer ze met Hem zouden wandelen, eén van hen genoeg zou zijn om duizend te achtervolgen en “honderd van u zullen er tienduizend achtervolgen”. Desondanks, wat we hier zien is precies het tegenovergestelde: een Filistijn die heel Israel op de vlucht jaagt! Gelukkig eindigt het verhaal hier niet:

1 Samuel 17:12, 16-23
“David nu was de zoon van die man uit Efratha, uit Bethlehem-Juda, van wie de naam Isaï was en die acht zonen had. In de dagen van Saul was deze al te oud om met de mannen mee te gaan ten strijde. De Filistijn kwam 's morgens vroeg en 's avonds naar voren. Zo stelde hij zich daar veertig dagen lang op. En Isaï zei tegen zijn zoon David: Neem toch voor je broers een efa van dit geroosterd koren en deze tien broden, en breng ze snel bij je broers in het leger, en breng deze tien melkkazen naar de bevelhebber over duizend. En bezoek je broers om te zien of het goed met hen gaat, en neem een levensteken van hen mee terug. Saul en zij, en alle mannen van Israël, zijn in het Eikendal in strijd gewikkeld met de Filistijnen. Toen stond David 's morgens vroeg op, hij liet de schapen bij een hoeder, nam het voedsel en ging op weg zoals Isaï hem bevolen had. Hij kwam bij het wagenkamp aan toen het leger uittrok naar de gevechtslinie en men het ten strijde riep. Vervolgens stelden de Israëlieten en Filistijnen zich op, gevechtslinie tegenover gevechtslinie. David liet zijn bagage onder de hoede van de bewaker van de bagage, en hij snelde naar de gevechtslinie. Daar aangekomen, vroeg hij zijn broers naar hun welstand. Terwijl hij met hen sprak, zie, de kampvechter kwam eraan. Zijn naam was Goliath, een Filistijn uit Gath, uit de gelederen van de Filistijnen. Hij sprak dezelfde woorden, en David hoorde ze.”

David was net bij de gevechtslinie aangekomen om zijn broeders te zien. Terwijl hij daar met hen sprak zag hij Goliath die nogmaals Israel bedreigd. Hij en het volk van Israel hoorden beide wat Goliath zei. En toch, hun antwoord was zeer verschillend. Vers 24 vertelt ons:

1 Samuel 17:24
“Maar toen de mannen van Israël die man zagen, vluchtten zij allen voor hem weg en waren zeer bevreesd.”

Zoals we zien waren de mensen doodsbang voor Goliath en reageerden nog steeds met grote angst. Maar dit gold niet voor David. In verzen 25,26 lezen we:

“De mannen van Israël zeiden: Hebt u die man wel gezien die gekomen is? Want hij is gekomen om Israël te honen. De koning zal de man die hem verslaat, grote rijkdom schenken, hij zal hem zijn dochter tot vrouw geven en het huis van zijn vader vrijstellen van lasten in Israël. Toen zei David tegen de mannen die bij hem stonden: Wat zal men de man doen die deze Filistijn verslaat en de smaad van Israël afwendt? Want wie is deze onbesneden Filistijn wel, dat hij de gelederen van de levende God durft te honen? Het volk gaf hem hetzelfde antwoord: Zo zal men de man doen die hem verslaat.”

Zowel David als de rest van het volk hadden dezelfde dingen gehoord en gezien. Maar hun reactie was geheel verschillend. Het volk keek naar het probleem en schatte het in, overeenkomstig met wat ze zagen en hoorden. David keek naar het Woord van God en bekeek het probleem in het licht van dit Woord. Dus, terwijl het volk zich afvroeg “wie zijn wij, vergeleken met Goliath?”, vroeg David “wie is Goliath, vergeleken met God?”. Zodoende gaat het niet om wat wij zien maar om hoe we inschatten wat we zien. Bekijken we het net als Israel, d.w.z met gebruik van onze vijf zintuigen, de zogenaamde “realiteit”, of schatten we een situatie in zoals David deed, d.w.z het Woord van God gebruikend als de standaard, de waarheid?

De woorden van David maakten zo'n indruk op het volk dat zij het vertelden aan Saul, die vervolgens David liet komen:

1 Samuel 17:31-37
“Toen de woorden die David gesproken had, gehoord werden en in de tegenwoordigheid van Saul werden verteld, liet deze hem halen. David zei tegen Saul: Laat geen mens vanwege hem de moed laten zinken. Uw dienaar zal gaan en met deze Filistijn vechten. Maar Saul zei tegen David: Je bent niet in staat naar deze Filistijn te gaan om met hem te vechten, want jij bent een jongen en hij is een strijdbare man van zijn jeugd af. Toen zei David tegen Saul: Uw dienaar weidde de schapen van zijn vader, en kwam er een leeuw of een beer die een schaap van de kudde wegnam, dan ging ik hem achterna, sloeg hem neer en redde het uit zijn bek. En als hij mij dan aanviel, greep ik hem bij zijn baard, sloeg hem neer en doodde hem. Uw dienaar heeft zowel leeuw als beer verslagen. Zó zal deze onbesneden Filistijn zijn als een van hen, omdat hij de gelederen van de levende God gehoond heeft. Verder zei David: De HEERE, Die mij uit de klauwen van de leeuw gered heeft en uit de klauwen van de beer, Die zal mij redden uit de hand van deze Filistijn. Toen zei Saul tegen David: Ga heen, de HEERE zij met je!”

We zien hier hetzelfde verschil in beoordeling van een situatie als we zagen tussen David en het volk. In Saul's ogen was David niet in staat met Goliath te vechten. Waarom? De natuurlijke feiten: David was slechts een jongen, een herder. Hoe zou hij een kans kunnen maken tegenover zulk een ervaren en zwaar bewapende krijger als Goliath?

Maar David, daarentegen, geloofde niet alleen dat hij kon vechten tegen Goliath, hij was er zelfs zeker van dat hij zou winnen. Waarom? Vanwege de kracht van God en de beloften van Zijn Woord. Hoe kon Goliath ook maar enige kans maken tegenover God en Zijn kracht?

Dus beide Saul en David hadden redenen om te geloven wat zij geloofden. De eerstgenoemde had slechts natuurlijke argumenten, de ander geestelijke. Saul keek naar de natuurlijke feiten (wapens, lengte, ervaring), terwijl David keek naar de geestelijke feiten (beloften van het Woord van God). Saul beefde van angst terwijl David vol met moed was. De verzen die volgen laten ons zien wie gelijk had:

1 Samuel 17:40-51
“Hij nam zijn staf in zijn hand, koos voor zich vijf gladde stenen uit de beek en legde ze in de herderstas die hij had, te weten in de zak, en zijn slinger was in zijn hand. Zo naderde hij tot de Filistijn. De Filistijn kwam gaandeweg dichter bij David, en de man die zijn schild droeg, liep voor hem uit. Toen de Filistijn opkeek en David zag, verachtte hij hem; want hij was nog maar een jongen, rossig en knap van uiterlijk. De Filistijn zei tegen David: Ben ik een hond, dat je met stokken naar mij toe komt? En de Filistijn vervloekte David bij zijn goden. Daarna zei de Filistijn tegen David: Kom naar me toe, dan zal ik je vlees aan de vogels in de lucht geven en aan de dieren op het veld. Maar David zei tegen de Filistijn: U komt naar mij toe met een zwaard, met een speer en met een werpspies, maar ik kom naar u toe in de Naam van de HEERE van de legermachten, de God van de gelederen van Israël, Die u gehoond hebt. Op deze dag zal de HEERE u in mijn hand overleveren. Ik zal u verslaan en uw hoofd van u wegnemen. Ik zal deze dag de dode lichamen van het leger van de Filistijnen aan de vogels in de lucht geven en aan de dieren van de aarde, en heel de aarde zal weten dat Israël een God heeft. En deze hele gemeente zal weten dat de HEERE niet door zwaard of door speer verlost, want de strijd is van de HEERE. Hij zal u in onze hand geven. En het gebeurde, toen de Filistijn opstond en naar voren kwam, David tegemoet, dat David snel naar de gevechtslinie liep, de Filistijn tegemoet. Vervolgens stak David zijn hand in de tas, nam daar een steen uit, slingerde die weg, en raakte de Filistijn daarmee tegen zijn voorhoofd, zodat de steen in zijn voorhoofd drong en hij met zijn gezicht ter aarde viel. Zo overwon David de Filistijn met een slinger en met een steen, hij versloeg de Filistijn en doodde hem. Maar een zwaard had David niet in zijn hand. Daarom snelde David naar voren en ging bij de Filistijn staan. Hij nam diens zwaard, trok het uit zijn schede en doodde hem en hij hakte zijn hoofd ermee af.”

Goliath, de Filistijn die het volk Israel veertig dagen lang had doen beven, was verslagen door een jongen, wiens enige natuurlijke wapen een.....slinger was met vijf stenen. Maar David was het gevecht niet aangegaan op grond van wapens. Zoals hij tegen zijn tegenstander zei in vers 45: “ U komt naar mij toe met een zwaard, met een speer en met een werpspies [natuurlijke wapens], maar ik kom naar u toe in de Naam van de HEERE van de legermachten”. Inderdaad, Goliath was zwaar bewapend. En ja, hij was erg sterk. Nou en? Was hij sterker dan de Heere der legermachten? Was hij machtiger dan HEM? Ik denk het niet. De vraag is zodoende niet of wij de natuurlijke middelen hebben om een situatie aan te kunnen maar of wij vertrouwen op Degene die de macht en wapens heeft om elke situatie aan te kunnen: de Heere der legermachten. Hij is er voor ons! Hij was er voor Israel, alle dagen dat zij beefden van angst. Maar in plaats van op Hem te vertrouwen, zochten zij verlossing door middel van “zwaard en speer”, en toen zij die niet konden vinden waren ze doodsbang. Zoals Spreuken 18:10 ons vertelt:

Spreuken 18:10
“De Naam van de HEERE is een sterke toren, een rechtvaardige snelt daarheen en wordt in een veilige vesting gezet”.

Onze sterke vesting is de Heere. Alleen in Hem bestaat echte veiligheid. Dus gaan we naar Hem, zoals David deed, of we proberen ergens anders veiligheid te vinden, zoals Israel deed.

Jeremia 17:5-8
“Zo zegt de HEERE: Vervloekt is de man die vertrouwt op een mens, en die een schepsel tot zijn arm stelt, terwijl zijn hart van de HEERE afwijkt. Hij zal zijn als een kale struik in de vlakte die het niet ziet wanneer het goede komt: hij verblijft op de droogste plekken in de woestijn, in zilt en onbewoond land. Gezegend is de man die op de HEERE vertrouwt, wiens vertrouwen de HEERE is. Hij zal zijn als een boom, die bij water geplant is, en die zijn wortels laat uitlopen bij een waterloop. Hij merkt het niet als er hitte komt, zijn blad blijft groen. Een jaar van droogte deert hem niet, en hij houdt niet op vrucht te dragen.”

Anastasios Kioulachoglou